Impact Online - Zomer '24
GHOR Hollands Midden naar VRHM
GHOR Hollands Midden gaat per 1 januari 2025 over van Hecht naar Veiligheidsregio Hollands Midden. De veertien medewerkers komen in dienst van VRHM.
GHOR Hollands Midden en VRHM werken al jaren nauw samen bij de voorbereiding op en bestrijding van rampen en crises in de regio Hollands Midden. GHOR Hollands Midden verbindt het zorgnetwerk - denk aan ziekenhuizen, de ambulancevoorziening, huisartsen en GGD - met de veiligheidspartners van VRHM zoals de brandweer, politie en gemeenten.

Samenwerking versterken
Geertje Ariëns, directeur Hecht en Directeur Publieke Gezondheid GHOR en GGD kijkt uit naar de overgang: "Dat GHOR Hollands Midden onderdeel wordt van VRHM, geeft de medewerkers een duidelijke positie binnen de veiligheidsregio en zal de samenwerking tussen de zorg- en veiligheidspartners verder versterken."
Ook Hans Zuidijk, directeur VRHM is blij met deze stap: "De geneeskundige zorg is een complexe wereld, waarin GHOR Hollands Midden een verbindende schakel is. Met GHOR Hollands Midden halen wij die kennis en dat netwerk in huis. Daar kunnen we van leren en dat netwerk kunnen we ook benutten."
Relaties
Voor relaties van GHOR Hollands Midden verandert er niets. De taken, activiteiten en contactpersonen blijven hetzelfde. De organisatie blijft opereren onder de naam GHOR Hollands Midden en blijft gehuisvest in het pand van VRHM aan de Rooseveltstraat in Leiden. Geertje Ariëns blijft als Directeur Publieke Gezondheid inhoudelijk verantwoordelijk voor GHOR Hollands Midden en legt hierover verantwoording af aan het bestuur van VRHM.
Kompas toe aan herijking
Een organisatievisie is als een kompas, het geeft richting aan ons werk. En soms is het nodig een kompas te herijken. Bijvoorbeeld als de omstandigheden sterk zijn veranderd. De snelle en grote veranderingen in de samenleving waren de aanleiding voor VRHM om onze organisatievisie tegen het licht te houden.

Klaar zijn voor de toekomst. Een houvast voor onze manier van werken, hoe we onze organisatie inrichten en hoe we ons willen ontwikkelen. Allemaal redenen waarom het goed is om als VRHM een organisatievisie op te tuigen. VRHM-directeur Hans Zuidijk: “Een nieuwe visie is nodig omdat de samenleving steeds sneller verandert. We moeten nadenken over wat wij te doen hebben om van betekenis te blijven als veiligheidsregio. We zijn op weg naar een verdichte samenleving: er wonen steeds meer mensen dichtbij elkaar en we gaan steeds hoger bouwen. Ook in Hollands Midden. De transitie naar een duurzame samenleving is voelbaar. Denk aan branden met zonnepanelen in woonwijken. De samenleving fragmenteert. Ook dat merken we in onze regio. Bijvoorbeeld als we de inzet van de ME nodig hebben om ons werk veilig te kunnen doen. En we zijn op weg naar een zilveren samenleving: er zijn steeds meer ouderen en de ouderen worden steeds ouder.”
Tijdens werkateliers in november gingen collega’s uit alle ‘bloedgroepen’ van onze organisatie met elkaar in gesprek met als doel de visie te ‘’verrijken’’.
In de organisatievisie staat wat de missie van VRHM is, wat de drie pijlers zijn waarop het werk rust, én het beschrijft wat de kernwaarden zijn die richtinggevend zijn voor het gedrag van VRHM'ers.
Missie
De missie van VRHM wordt als volgt omschreven:
Samen stellen we de toekomst veilig …
.. met onze partners
… met onze mensen
… met onze inwoners
Onze visie: de drie pijlers onder ons werk
Dit zijn de drie pijlers waarop het werk van VRHM rust:
- We zijn een krachtige samenwerkende eenheid waarin de regelkracht van de brandweer de netwerkkracht van risico- & crisisbeheersing versterkt, en omgekeerd. Gebouwd op een stevig fundament van bedrijfsvoering.
- We stellen onze medewerkers centraal. We werken vanuit onze waarden, benutten onze talenten en vragen van iedereen persoonlijk leiderschap.
- We zijn een sterke en wendbare organisatie die inspeelt op veranderingen terwijl we de continuïteit en paraatheid borgen voor vandaag. Onze structuur en cultuur stelt ons in staat blijvend te ontwikkelen voor de nieuwe tijd.
Kernwaarden
Bij de missie horen ook vier kernwaarden, richtinggevend voor het handelen van VRHM’ers. In de organisatievisie van VRHM staan ze als volgt beschreven:
Moedig
Ons werk kent mooie, maar ook moeilijke momenten. Als het moeilijk is, moet ook gedaan worden wat nodig is. Moedig handelen is op eigen verantwoordelijkheid vanuit je diepste overtuiging beslissingen nemen in situaties die om optreden vragen, ook als dit nadelige gevolgen kan hebben voor de eigen positie.
Samenwerkend
Ons werk vraagt om samenwerking, omdat niemand het in z’n eentje kan. Samenwerkend betekent de bereidheid en het vermogen om samen te werken aan een gemeenschappelijk doel, ook wanneer dit doel niet onmiddellijk van persoonlijk belang is.
Betrouwbaar
Ons werk vraagt dat we op elkaar aankunnen. Betrouwbaar betekent dat we doen wat we zeggen en zeggen wat we doen, ook wanneer het jezelf niet uitkomt.
Wendbaar
Ons werk doen we in voortdurend veranderende omstandigheden. Wendbaar betekent dat wij ons hierin moeiteloos aanpassen. Dit kan betrekking hebben op fysieke wendbaarheid, mentale wendbaarheid en het vermogen van ons als organisatie om in te spelen op verandering. Dit vraagt om pro-activiteit, reflectie en omgevingsbewustheid. Zo weten we waar we het verschil kunnen maken.
In januari maakt VRHM de nieuwe organisatievisie definitief.
Miljoenenpubliek voor Word Brandweer
41 van de 45 brandweerkazernes van VRHM draaien volledig op vrijwilligers. Het is belangrijk dat elk van die kazernes voldoende mensen aan zich bindt. Met de regionale campagne Word Brandweer laten we zien wat het inhoudt om vrijwilliger te zijn en hoe de opleiding eruitziet. De afgelopen maanden werden hiervoor extra inspanningen verricht. Met succes!

Het NIPV (Nederlands Instituut Publieke Veiligheid) besteedde na de zomer in een landelijke campagne aandacht aan de brandweervrijwilliger. Met gebruik van de slogan ‘Gewone mensen, bijzondere inzet’ werd uitgelegd wat een brandweervrijwilliger is en doet. In Hollands Midden maakten we dankbaar gebruik van die aandacht. We trokken de campagne nog een stuk breder door er vanuit Word Brandweer een wervingscampagne aan te koppelen. Het resultaat: ongeveer 180 geïnteresseerden meldden zich via de wervingswebsite of rechtstreeks bij een kazerne.
Drie fases
Alle kazernes werden voorzien van posters, folders en flyers, aangevuld met suggesties hoe zij in contact kunnen komen met nieuwe mensen. Daarnaast vond de werving online plaats, via onze eigen social media en betaalde advertenties op andere kanalen. Brent Renniers van Red Flame Marketing richtte de campagne in. “Ik denk dat we optimaal hebben gebruikgemaakt van de middelen die landelijk beschikbaar waren en de toevoeging van onze eigen content. Hierdoor konden we in drie fases werken: eerst de introductie dat je brandweervrijwilliger kunt worden, daarna de verdieping over wat het werk precies inhoudt en tot slot de stap om je aan te melden.”
De campagne betrof voor een groot deel betaalde advertenties die via diverse kanalen werden uitgeserveerd. Via Facebook, Instagram, YouTube en Google Display (advertenties op websites als AD.nl, Telegraaf.nl of NU.nl) werden ongeveer 6,5 miljoen mensen bereikt, die in onze regio wonen, werken of er doorheen reisden. Dit leidde tot ongeveer 60.000 clicks. Ruim 4.000 mensen bezochten Wordbrandweer.nl. Op die website moet een aantal stappen worden doorlopen in het aanmeldproces. Uiteindelijk zijn er 113 compleet ingevulde formulieren verstuurd. Meer dan 60 mensen meldden zich rechtstreeks bij een kazerne.
Krachtig geheel
Senior communicatieadviseur Jörgen Lucas van VRHM is tevreden met het resultaat. “Op een relatief goedkope manier zijn we heel veel huiskamers en bubbels binnengekomen, buiten de mensen die ons al volgen via onze eigen social media. We hebben duidelijk gemaakt wat een brandweervrijwilliger is en doet. Een stukje trots over het vak. Wat dat betreft is een zaadje geplant. En 180 mensen die bovengemiddeld geïnteresseerd zijn om vrijwilliger te worden, is natuurlijk een enorm aantal. Het is nu aan de kazernes om nieuwe mensen te selecteren. Los van het resultaat hebben we ook nieuwe kennis opgedaan over deze manier van campagne voeren. Hier kunnen we in de toekomst echt mee verder.”
‘Vaker bijpraten gaat ons helpen’
Het wordt steeds drukker in de natuur. En het risico op natuurbranden wordt daarmee groter. Dat voorspelt Thomas Peek, boa- en fauna-coördinator bij Staatsbosbeheer Zuid-Holland. Hij pleit voor een jaarlijks voorjaars- en najaarsoverleg met partijen als VRHM om de klokken gelijk te zetten.

Als boa-coördinator stuurt Thomas in zijn regio zestien collega’s aan. Hij faciliteert hen met cursussen, opleidingen en andere middelen, zoals terreinmaterieel en noodzakelijke gereedschappen. Daarnaast houdt hij zich bezig met faunabeheer: van het afschieten van zieke dieren tot het opstellen van beheerovereenkomsten met wildbeheerders. En van het in kaart brengen van bevers en wolven in zijn werkgebied tot onderhoud aan de vegetatie. “De helft van de tijd maak ik rapporten en adviezen, de andere helft breng ik in de natuur door.”
In zijn functie komt hij VRHM op verschillende manieren tegen. “Zo vraagt de veiligheidsregio ons jaarlijks of het kaartmateriaal van natuurgebieden nog klopt. Wij kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om schelpenpaden te laten verzanden. Dat moet de brandweer dan wel weten. Want ik weet hoe zwaar brandweermaterieel is. En ik weet uit ervaring hoeveel moeite het kost om zo’n vastgelopen voertuig los te trekken.”
Natuurbrandbestrijding
Onlangs heeft Staatsbosbeheer nog een verdiepingssessie gehad met VRHM over natuurbrandbestrijding. “Wat zijn in ons gebied de risico’s? Hoe gaan we dan te werk? En wie moet er de komende tijd wat doen om ons daar beter op voor te bereiden? Allemaal dingen waar we het dan met elkaar over hebben”, aldus Thomas.
Ook tijdens oefeningen heeft Staatsbosbeheer regelmatig contact met VRHM. Thomas: “Zo hadden we dit jaar een natuurbrandoefening in de duinen van Katwijk.” Speciaal voor dat soort oefeningen is er sinds kort ook een ad hoc aangestelde Officier van Dienst Staatsbosbeheer. Deze tijdelijk benoemde functionaris stelt zich dan netjes en herkenbaar op de ‘opstelplaats’ op, zodat deze persoon goed vindbaar is.
Overdreven
Bij een natuurbrand is deze opstelplaats de locatie van waaruit de incidentbestrijding start. Thomas: “Verkenners van de brandweer gaan dan het gebied in om een plan de campagne te maken. In die fase ondersteunen wij hen met onze kennis van het gebied. Zo weten wij precies welke paden goed begaanbaar zijn. En weten we ook veel van de vegetatie ter plaatse.”
Eigenlijk gaat het doorgaans prima, zoals het nu gaat. “Maar het kan natuurlijk altijd beter”, denkt Thomas. “Zo hebben wij bijvoorbeeld geen directe lijn met de brandweer. Wel met de politie en met de ambulancevoorziening. Voor de één hebben we een blauwe portofoon, voor de ander een witte. Maar we kunnen onze boa’s moeilijk drie verschillende portofoons meegeven. Dat lijkt me wat overdreven.”
Vergeten
Hij constateert bovendien dat Staatsbosbeheer nog wel eens ‘vergeten’ wordt door de Meldkamer van de Politie als er iets aan de hand is. “Terwijl wij soms echt verschil kunnen maken. Met onze terreinkennis bijvoorbeeld. Ook beschikken wij over middelen zoals terreinwagens die geschikt zijn om het gebied in te gaan, voor verkennende activiteiten. We voorkomen daarmee dat voertuigen onnodig vast komen te zitten.”
Komende jaren verwacht hij vaker op te trekken met VRHM bij incidentbestrijding. “De natuur wordt steeds drukker bezocht. Als het mooi weer is trekken bezoekers er met een barbecue op uit zonder te beseffen dat dit niet handig is in een kurkdroog natuurgebied. Want dat is een andere reden voor meer incidenten in de toekomst: de klimaatverandering. We moeten rekening houden met meer duinbranden.”
Bijpraten
Om daar nog beter op voorbereid te zijn, is het goed als VRHM en Staatsbosbeheer elkaar structureel gaan bijpraten, denkt Thomas. “Ik denk dan bijvoorbeeld aan een voorjaarsoverleg als het drukke seizoen start. Dat hebben wij al met de KNRM en de Reddingsbrigade en dat bevalt prima. En tijdens een najaarsoverleg zouden we dan kunnen evalueren: hoe hebben we het gedaan en wat kunnen we daarvan leren? Het bijkomende effect is dan bovendien dat we elkaar steeds wat beter leren kennen.”
Complexe bomruiming
In Moordrecht, nabij de spoorbrug over de A20, zijn in november twee niet-ontplofte 500-pondsbommen uit de Tweede Wereldoorlog geruimd. In de gemeenten Zuidplas, Gouda en Waddinxveen gold die nacht een noodverordening.

Het afgelopen jaar werd de ruiming voorbereid. Michael de Man, adviseur Openbare Orde en Veiligheid bij de gemeente Zuidplas, vertelt dat dit de zwaarste en - vanwege de ligging - de meest complexe explosieven waren waarmee de gemeente te maken heeft gehad. “Normaal wordt een terp van staal en zand over de bommen gebouwd om de veiligheidsmarge te verkleinen. Dat was hier onmogelijk, omdat de spoorlijn zou verzakken door het gewicht”, legt hij uit.
Voorbereiding
Meer dan vijftig partijen waren betrokken bij de voorbereiding, waaronder politie, defensie, Rijkswaterstaat, ProRail en VRHM. De snelweg A20, drie spoorlijnen, twee provinciale en meerdere gemeentelijke wegen werden afgesloten. Michael: “Om een verkeerschaos te voorkomen, moest dit goed worden voorbereid. Normaal gesproken moet de afsluiting van een spoorlijn of snelweg jaren van tevoren worden aangevraagd. Gelukkig is in overleg met ProRail en Rijkswaterstaat een moment gevonden waarop dit eerder kon.”
Noodverordening
De veiligheidsmarge viel in de gemeenten Zuidplas, Gouda en Waddinxveen. Hier gold een noodverordening. Met de drie burgemeesters werden in de intergemeentelijke driehoek met de politie en het Openbaar Ministerie afspraken gemaakt over bijvoorbeeld het niet opvolgen van de verordening. Michael: “Het kon niet zo zijn dat in Zuidplas anders op een overtreding gereageerd zou worden dan in Gouda.”
Omwonenden waren vooraf via brieven, pers en een informatiebijeenkomst geïnformeerd. Michael: “Ook de lokale pers pakte de informatie goed op en deelde onze informatie over de noodverordeningen en de aard van de bomruiming met de bewoners.” Op de dag zelf was het klantcontactcentrum van de gemeente bereikbaar voor niet-spoedeisende vragen.
Verkeersongeval
De voorbereiding op de ontmanteling verliep goed. Binnen een straal van 300 meter werden bewoners geëvacueerd en opgevangen. Dat gold ook voor hun dieren: de paarden uit een manege in de omgeving werden elders gestald. Een gebied tot een straal van 2,5 kilometer eromheen werd afgesloten voor alle verkeer. Binnen deze zone, waar zich ongeveer 300 bedrijven en 300 woningen bevinden, moest iedereen binnen blijven. “Het enige wat tegenzat was een verkeersongeval die avond op de provinciale weg”, vertelt Michael. “De verkeersregelaars die onderweg waren om kruispunten af te sluiten kwamen in de file te staan.” Uiteindelijk werden de wegen een uur later dan gepland afgesloten. De Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) startte alsnog volgens planning om twee uur ’s nachts met de kritieke werkzaamheden.
Operationele teams
Verkeersregelaars en de politie zorgden ervoor dat niemand het gebied betrad of inreed. Het luchtruim boven de bommen werd tijdelijk gesloten voor vliegverkeer. De EOD ontmantelde de bommen in ongeveer drie uur. Een drone van defensie cirkelde boven het gebied met een warmtebeeldcamera om te controleren of er daadwerkelijk niemand buiten was. Michael: “De drone-beelden werden door twee operationele teams - het crisisteam en team bevolkingszorg - vanuit het gemeentehuis uitgekeken. In totaal waren er zo’n 150 mensen aan het werk tijdens de bomruiming.” De ontmantelde 500-ponders werden aan het einde van de nacht onder politiebegeleiding naar de kust geëscorteerd waar ze tot ontploffing zijn gebracht.
Leren van incidenten
VRHM wil meer leren van brandweerincidenten. Daarom gaat de sector Brandweerzorg vaker inzetten evalueren. Met behulp van een poule van opgeleide evaluatoren. Wat doen zij precies en wat levert dat dan op? Het woord is aan Paul Vogel, vakspecialist bij de afdeling Plannen, Procedures en Ontwikkeling.

Waarom is het belangrijk om inzetten te evalueren?
Paul: “Bij GRIP-incidenten, waarbij verschillende hulpdiensten samenwerken, doen we al jaren evaluaties. Om te leren van de inzet en om de operationele samenwerking te verbeteren. Maar bij mono-disciplinaire incidenten deden we dat nog niet volgens een gestructureerd systeem. Maar ook de mono-disciplinaire incidenten bevatten vaak allerlei nuttige leermomenten. Daarom is het belangrijk ook deze te evalueren. Voor zowel de betrokken collega’s als voor de organisatie. Had dit optreden beter gekund? Moeten we iets aanpassen in onze procedures? Allemaal vragen die kunnen opkomen na een inzet. In het jaarplan van VRHM staat als opdracht dat we ons lerend vermogen moeten gaan verbeteren. Dit project, met als titel ‘Implementatie mono-inzet evalueren’ is daar een uitwerking van.”
Hoe gaan we dat doen?
“Als er een inzet is geweest is het al gebruikelijk dat er een nabespreking plaatsvindt volgens de zogenoemde After Action Review (AAR-methode). Dan kunnen er signalen komen dat er wellicht iets bijzonders aan de hand was. Omdat de inzet minder goed liep dan verwacht, bijvoorbeeld. Of omdat het juist boven verwachting goed ging. Wordt zoiets vermoed, dan kan de Operationeel Leidinggevende voortaan een seintje geven aan de coördinator (bijv. via de inzetrapportage): ‘Het lijkt me goed deze inzet te evalueren’. Deze coördinator neemt dan vervolgens contact op met de Operationeel Leidinggevende die bij dat incident betrokken was en verkent of een meer uitgebreide evaluatie zinvol is. Is dat het geval, dan wordt de evaluatie uitgevoerd.”
Als dat zo is, hoe gaat het dan verder?
“De coördinator vraagt aan twee evaluatoren uit de evaluatorenpoule om samen de evaluatie van dat incident op te pakken. Hoe? Door om te beginnen GSM-gegevens, inzetverslagen en mediaberichten te bestuderen en daarna in gesprek te gaan met personen die bij de inzet betrokken waren. Op grond van hun bevindingen maken de evaluatoren vervolgens een evaluatierapport. Dat rapport komt dan via de coördinator bij het MT Brandweerzorg van VRHM terecht. In dit evaluatierapport kunnen wellicht een aantal aanbevelingen voor de toekomst staan. Moeten we bijvoorbeeld procedures aanpassen? Of is het nodig om opleidingen te verdiepen? Op die manier onderzoeken we systematisch of en waar we onszelf kunnen verbeteren.”
Wie zijn dat, die evaluatoren?
“We streven naar een poule van tien evaluatoren en de werving hiervoor is gestart. De eerste aanmeldingen zijn inmiddels ontvangen. De poule evaluatoren gaat idealiter bestaan uit een mix van brandweervrijwilligers, beroeps medewerkers van de Operationele Dienst en kantoormedewerkers. Naast uiteraard analytisch vermogen en goede communicatieve vaardigheden vragen wij dat de kandidaten operationele kennis hebben op het niveau van een bevelvoerder én kennis hebben van Hollands Midden-procedures. Wij bieden hen vervolgens een tweedaagse NIPV-opleiding Inzet-evaluatoren aan om helemaal op het gewenste startniveau te komen.”
Hoe vaak worden deze evaluatoren naar verwachting ingezet?
“We gaan er nu vanuit dat het team op jaarbasis zo’n tien inzetten gaat evalueren. Omdat we dat in duo’s doen betekent dit dus dat elke inzetevaluator twee keer per jaar een evaluatie doet.”
Wanneer verwacht jij dat deze evaluaties nieuwe stijl gaan starten?
“In het eerste kwartaal van volgend jaar gaan we de inzetevaluatoren opleiden. De verwachting is dat zij dan vanaf het tweede kwartaal daadwerkelijk aan de slag kunnen om inzetten te evalueren.”
Crisis met duikcilinders snel opgelost
Duikteams in het hele land konden in de avond van 1 oktober niet onder water door een defect aan de duikcilinders. Ook in onze regio werden de duikteams buiten dienst gezet. Dankzij snel handelen, duidelijke communicatie en interregionale samenwerking was het eerste duikteam binnen Hollands Midden dezelfde nacht alweer operationeel.

De melding werd door de fabrikant aan het eind van de middag verstuurd. “Het gevaar bestond dat een afsluiter kon afbreken”, vertelt Bas van der Wetering, coördinator Persoonlijk Functie Uitrusting (PFU)-werkplaatsen van Brandweer Hollands Midden. “De duikcilinders moesten direct drukloos worden gemaakt.”
Veiligheidsregio’s
Er werd een crisisteam geformeerd en de verschillende afdelingen zetten alles op alles om de duikteams weer paraat te krijgen. Snel schakelen, duidelijk communiceren en interregionale samenwerking speelden een cruciale rol. Er werd ook contact gelegd met andere veiligheidsregio’s. “We konden vier cilinders lenen van onze collega’s in Noord-Holland Noord, die hebben we direct opgehaald. Rond middernacht was Alphen aan den Rijn, op basis van het instandhoudingsplan, weer operationeel”, vertelt Bas. “De volgende dag hebben we nog eens acht cilinders uit de Veiligheidsregio Gelderland Midden weg kunnen halen. Vier daarvan gaven we door aan Veiligheidsregio Haaglanden. Met de andere cilinders hebben we wederom aan de hand van het instandhoudingsplan geherpositioneerd, en werden de teams in Gouda en Leiden-Noord opnieuw bemand.”
Crisisteam
Het crisisteam, onder leiding van brandweer clustermanager Rob van den Berg, vloog het incident via de operationele structuur aan. “We bespraken meerdere keren de stand van zaken en maakten afspraken over vervolgstappen.” Met Veiligheidsregio Haaglanden werd afgesproken om gezamenlijk op te treden bij middelgrote incidenten, met één operationeel duikteam per regio.
Oefeningen
De situatie bracht ook voor de opleidingen en oefeningen van duikers onzekerheid met zich mee. “Ik verwachtte grote problemen,” zegt Sander Stroo, beroepsduiker en duikploegleider in Alphen aan den Rijn. “Geplande sessies, waaronder een cruciale duiktorensessie, dreigden te vervallen. Dat zou gevolgen hebben gehad voor de certificeringen en instroom van nieuwe duikers. De crisis werd echter razendsnel opgelost. Complimenten aan het crisisteam. Het was professioneel aangepakt en de communicatie naar ons toe was helder.” Bas: “We hebben bewezen dat we op ons best zijn in crisissituaties. Dankzij alle inspanningen kon de veiligheid in de regio snel en effectief gewaarborgd worden.”
Jeugdbrandweer klaar voor de toekomst
De jeugdbrandweerleden van VRHM zijn klaar voor de toekomst. Ze hebben nieuwe uitrusting en materialen gekregen. Ze voelen zich nog meer een onderdeel van de brandweer. Dat komt goed uit, want dat zijn ze ook.

De jeugdbrandweer van VRHM heeft ongeveer 140 leden. Er zijn ongeveer 35 jeugdleiders en acht jeugdbrandweerkazernes: Hillegom, Zevenhuizen, Nieuwerkerk a/d IJssel, Gouda, Waddinxveen, Bodegraven, Krimpenerwaard en Voorhout/Teylingen. Kinderen kunnen bij de jeugdbrandweer als ze 12 jaar zijn en kunnen lid blijven tot hun achttiende. Drie betrokkenen aan het woord.
Herbert Willemsen, regionaal coördinator:
‘De kweekvijver van de brandweer’
“We hebben binnen VRHM in de loop der jaren structuur en organisatie aan de jeugdbrandweer gegeven. Dat is belangrijk, de jeugdbrandweer is de kweekvijver van de brandweer. Onze leden hebben dit jaar nieuwe kleding gekregen en nieuw materieel. Op dit moment werken we aan een vernieuwing van het onderwijssysteem zodat de doorstroom naar de ‘echte’ brandweer verbetert. Dit is een landelijke trend. De lesstof van de jeugdbrandweer is gedateerd en sluit niet aan op de lesstof van de manschappen.
De jeugdbrandweer is een volwaardig onderdeel van de organisatie. VRHM overlegt ieder kwartaal met de acht jeugdbrandweer-coördinatoren over de huidige situatie en de plannen. Door de nieuwe bluspakken wordt de jeugdbrandweer steeds serieuzer genomen. Ook dat is een landelijke trend. De leden zijn trots, en staan te glimmen in hun nieuwe bluskleding.”
Bram ter Harmsel, lid Jeugdbrandweer Krimpenerwaard:
‘We worden steeds serieuzer genomen’
“We worden steeds serieuzer genomen, merk ik. Dat zie je bijvoorbeeld aan onze nieuwe bluspakken. Eerst droegen we van die zwarte plastic jassen, die noemden we altijd nepbrandweerpakken. Nu hebben we echte bluspakken die er hetzelfde uitzien als die van de gewone brandweer. Dat geeft een heel ander gevoel. Ik voel me nu echt een onderdeel van de organisatie. Op open dagen en tijdens demonstraties worden we veel meer aangesproken. Dat helpt ons om anderen enthousiast te maken. Zo kunnen we onze rol als ambassadeur van de brandweer veel beter vervullen.
We leren over technische hulpverlening, incidentbestrijding gevaarlijke stoffen, en zelfs waterongevallen. Het is prettig om nu al een idee te krijgen van wat de manschappen A doen. Ik wil zelf later ook bij de brandweer. Door nu al kennis op te doen ben ik straks beter voorbereid op de opleiding.”
Mischa Schouten, jeugdleider en jeugdcoördinator in Bodegraven:
‘Ze willen echt iets leren’
"Wij hebben sinds 1979 onze eigen jeugdbrandweer, zelf ben ik er twaalf jaar geleden bij gekomen. We leren ze bijvoorbeeld hoe ze waterwinning op moeten zetten en gebruiken bij brandbestrijding.
Veel kinderen komen bij ons omdat ze de brandweer of hulpdiensten interessant vinden. Ze willen meer doen dan sporten; ze willen echt iets leren. Naast wedstrijden organiseren we ook jaarlijkse uitjes. Zo bezochten we dit jaar de meldkamer in Den Haag, waren we eerder bij de luchthavenpolitie op Schiphol, de bedrijfsbrandweer van Rotterdam Airport en de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij. Het hoogtepunt is ons 24 uursweekend. Dan slapen en eten we in de kazerne, oefenen we en rukken we samen uit. Dat geeft een realistisch beeld van het werk van de brandweer."
Grotere legodoos voor crisisbeheersing
In het Regionaal Beleidsplan 2024-2027 ‘Focus op veiligheid, vandaag én morgen’ zijn 12 opgaven uitgewerkt waar VRHM mee aan de slag moet. Deze opgaven vormen – naast de dagelijkse werkzaamheden – het kompas voor de toekomst. In dit artikel vertellen we meer over de opgave ‘wij hebben een moderne crisisorganisatie’.

Robert Zweegman is senior adviseur crisisbeheersing en samen met Leendert Klok programmamanager van deze opgave. Gevraagd naar wat we eigenlijk verstaan onder een moderne crisisorganisatie, antwoordt hij: “Een organisatie die in staat is om zichzelf steeds weer opnieuw uit te vinden.” Dat is nodig, want de maatschappij krijgt steeds vaker te maken met nieuwe, onbekende crisistypen. “Naast kortdurende en lokaal georiënteerde flitsrampen – waar we van oudsher op zijn ingericht – willen we ook het verschil kunnen maken tijdens langdurige, bovenregionale crises.”
Langer betrokken
Er zijn een aantal verschillen te duiden. Robert: “Onze reguliere incidentbestrijding kent een duidelijke structuur: er komt een melding binnen bij de meldkamer, we rukken uit, we maken het incident beheersbaar, we dragen de verantwoordelijkheid over naar een andere partij en we vertrekken weer. Bij een langdurige crisis zijn wij veelal niet de autoriteit die bepaalt wat er gebeurt, zoals bijvoorbeeld bij het blussen van een brand wél het geval is. We moeten samenwerken. Bovendien is niet altijd duidelijk wanneer de crisis is begonnen, zijn we langer betrokken en kunnen niet snel overdragen. Als veiligheidsregio moeten we tijdens een dergelijke crisis onderkennen wat onze opdracht en rol is en wie we nodig hebben om de opdracht uit te voeren.”
Het veranderende speelveld vraagt om aanvullende competenties binnen de crisisorganisatie. “Wie aan tafel moet zitten, is steeds vaker afhankelijk van het type crisis”, zegt Robert. “Daar kunnen ook partijen bij zitten die we nu nog niet goed kennen. Een voorbeeld is de samenwerking met de GGD tijdens de coronapandemie. En tijdens de crisisopvang van asielzoekers en Oekraïense vluchtelingen hadden we ineens ook te maken met het COA en de IND. We moeten energie steken in de verbreding van ons netwerk. Met wie moeten wij contact leggen? Wat verwachten we van elkaar? Het vertrouwen kweken om samen te werken als dat nodig is. Dat vraagt om toelichtingskracht en overtuigingskracht.”
Volhoudvermogen
Nieuw is ook dat de sector Bedrijfsvoering wordt betrokken bij de crisisorganisatie. Robert: “We zien dat er tijdens andersoortige crises behoefte is om snel spullen te kopen of direct extra ICT-middelen in te zetten. Als we extra mensen nodig hebben, leveren we die dan zelf of gaan we werk uitbesteden? Ook ons volhoudvermogen vraagt om aandacht. Als de samenleving wordt getroffen door een ramp, kunnen onze eigen mensen dan aan het werk blijven? Voor al die vraagstukken hebben wij Bedrijfsvoering nodig. Daarnaast doen onze incidentbestrijders vaker niet-regulier werk. Denk aan de thuisvaccinaties tijdens de coronacrisis en de crisisopvang van vluchtelingen in sporthallen. We beschikken over veel uitvoeringskracht, maar is dat voldoende voor de crises van morgen? We willen inventariseren wat we al in huis hebben en hoe we dat beter kunnen inzetten.”
Naast competenties om een netwerkorganisatie te zijn en slagkracht in de uitvoering, wordt ook de informatiepositie van de crisisorganisatie verbeterd. “In tegenstelling tot een flitsramp is er bij een moderne crisis vaak niet één aanwijsbaar moment waarop het begint. Een moderne crisis sluimert, we kunnen het zien aankomen. We willen ons beter voorbereiden door de risico’s uit ons risicoprofiel te monitoren. Met het Veiligheidsinformatieknooppunt (VIK) zijn we – samen met Veiligheidsregio Haaglanden – een tool aan het inrichten om verdachte risico’s nauwlettend te volgen. Over actuele thema’s kunnen we dan een dagelijkse update geven. Dat is een mooie signaalfunctie, waarmee we eerder een crisisteam bij elkaar kunnen brengen.”
Passende stukjes
Het programma om de crisisorganisatie te versterken kent een open einde. Robert: “We leveren geen stuk graniet op. De crisisorganisatie moet een legodoos zijn waaruit je de stukjes kunt halen die passend zijn voor een bepaald type crisis. En waaraan je ook weer nieuwe stukjes kunt toevoegen voor de crises die we nog niet kennen. Voldoende uitdagingen dus om de komende jaren, samen met onze partners, energie in te steken.”